donderdag 18 maart 2010

APPELTAART

Tegenover me zit een Mongool, een vrouw. Ze oogt begin dertig, heeft slagen in haar korte donkerblonde haar en blozende wangen. Ze is op weg naar Amsterdam, net als ik.
Dromerig staart ze voor zich uit. Naast haar op de bank staat een plastic bak met doorzichtig deksel. Daaronder zie ik partjes appel, bestrooid met kaneel, een handvol krenten vermengd met kruim. Een appeltaart. Zelfgemaakt. Ze gaat op visite, dat is duidelijk.
Ik begluur haar via het raam. Ze blijft staren, langs mij heen, kijkt zonder te zien. Niemand vraagt haar de taart weg te halen, terwijl het vol stroomt met forenzen. Parmantig staat hij daar een zitplaats in te nemen.
Als we er zijn, staan we op en knopen onze jassen dicht. Even denk ik dat ze 'm vergeet, de appeltaart. Maar nee, als ze haar jas dicht heeft pakt ze hem met twee handen op en loopt er heel voorzichtig mee naar de uitgang.

2 opmerkingen:

  1. Ik ruik de taart, ondanks de hermetisch gesloten deksel!

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Heel mooi... zie het allemaal zo voor... je schrijft levendig... ;)

    BeantwoordenVerwijderen